Ik krijg, als mensen me voor ’t eerst ontmoeten steevast op samenzweerderige toon de vraag toegefluisterd, “waar die vreemde liefde voor Rusland toch vandaan komt”. 

“Is Rusland niet dé grote vijand?” De corrupte, aardappelen en witte kool vretende, immer bezopen, brute beer, zwalkend rond de rode knop, die ieder moment de Tsar Bomba op ons kan droppen? Een onmetelijk grijs land vol modder en “Soeka Blyaat” (een tautologie) brommende tokkies in makkelijk opvouwbare Lada’s? 

Het land van zielige homo’s terug in de kast ranselende OMOH barbaren? De verhongeraar van oppositieleiders en neerknuppelaar van blote tietenmeisjes van de “band” Pussy Riot? The empire of Evil?

“Of zit je gewoon een beetje te stangen Jan?”

Vroeger schoot ik dan in de apologeten modus. De “ja maar” stand.

Ukent dat wel. Dat het hier in het “vrije” westen, ook minder vrij is dan je denkt. Dat er in Rusland kerken bijkomen, in plaats van worden verbrand en afgebroken. En dat er prachtig wordt gezongen? Dat het enige verschil tussen hier en daar is, dat wij de overheidspropaganda nog voor zoete koek slikken. Dat homo’s in Moskou veiliger over straat kunnen dan in Den Haag. Dat Rusland ons nooit is binnengevallen, sterker nog, dat de Russen ons “by proxy” hebben verlost van de nazi’s, in de gruwelijke vleesmolens van Stalingrad en Moskou. En dat ik daarom op 9 mei een minuut stilte houd.

Dat Rusland niet aan de grens van de USA rammelt, maar de NATO wel steevast massale oefeningen houdt op spuugafstand van de grens met Rusland? Dat de kozakken ons in de Napoleontische tijd juist hebben bevrijd? Dat daar het woord “pierewaaien” vandaan komt? Van het Russische woord voor feestvieren; пировать. 

Dat ze in Rusland een broertje dood hebben aan Critical Race Theory, Woke en pedofielen. En ik toevallig ook.

Dat Petersburg een soort Amsterdam is, maar dan mooier, rijker, vriendelijker en zonder graffiti. En zo voort en zo voort. 

Ik heb banden en banden scherpe “argumenten munitie” ter verdediging van moedertje Rusland, die echter weinig te maken hebben met het uitleggen van die moeilijker te beredeneren liefde voor een land waar ik pas één keer lijflijk ben geweest en de ambassadeur van Nederland een doosje Ferrero Rocher heb aangeboden. (echt gebeurd) 

Het is nu eenmaal eenvoudiger om de liefde te verklaren, dan die liefde te verkláren. 

Waarom hou je eigenlijk van een vrouw, een hond, een volk, een land? 

Het zijn vaak de gekste dingen. Je hebt het dan per definitie, niet over rede, maar over diepere emoties, wakker geroepen door gevaar en mystiek en een onverklaarbare zwijgende telepathische, vaak vermeende lotsverbondenheid. 

Zoals sommige vrouwen voor sommige romantische zielen, onstuitbaar aantrekkelijk zijn; verblinde motten die om een gloeilamp blijven tollen, tot de uitputtings- of verbrandingsdood erop volgt, zoals luitenant Pirogov om zijn hoertje, in Gogols beroemde korte verhaal, dat jullie vast zelf weten te vinden. 

Het is een hartstocht voor een land en haar cultuur, aangewakkerd door de hang naar de ongekende weelde die achter het voor de meesten onontwarbare schrift en de zwijgende, ernstige ogen, gefronste wenkbrauwen en sacherijn, op een bedje van wreedheid, cynisme en mist, verborgen liggen.

Moeder Rusland geeft mij met haar hier volstrekt onbekende cultuur, zoveel terug voor de moeite die ik deed om me in haar te verdiepen; zoals de taal onder de knie krijgen; absoluut vereist om de grote dame te begrijpen en haar liedjes, literatuur, gedichten en films te kunnen ontsleutelen.

Die taal is wel de sleutel. Of eerder een vervaarlijk rammelende sleutelbos met vele vele baardige sleutels. Wie het Cyrillisch niet beheerst, blijft hangen in vertalingen, die hoe goed bedoeld ooit nooit de essentie pakken, omdat de Russische taal het gevoel knuffelt en omhelst. 

Mijn liefde voor Rusland is verankerd in de cultuur, modern en klassiek, de poëzie, de mysteries van de taal, met woorden als smisl en “toska” dat “een diepe droefheid” betekent. Woorden waar we in Nederland geen verklaring voor hebben, zoals wij in onze natte polder, het begrip voor diepere schoonheden, zijn verloren.

Ik zal nooit beweren dat Rusland het beloofde land van suikertaartjes en glitter eenhoorns is, waar alles perfect is en iedereen vrij en happy de peppy, geenszins, maar verstandig redeneren speelt in ‘’l’amour folle” nu eenmaal geen prominente rol. 

Ik zal dit podium, waar ik dolblij mee ben, de komende tijd gebruiken om veel geliefde voorbeelden te laten zien en met jullie te bespreken. Van Kirovballet tot Serebro. Van “de vliegende Kraanvogels” tot “Ivan’s Kindertijd”. Van Spalikov tot Lermontov en Gonstjarov. Van de Meester en Margarita tot de gedichten van Achmatova. 

Om de volle Russische schatkist te tonen, is één column veel te kort en haar cultuur te onmetelijk. Zoals zij zelf is.